De maatschappij digitaliseert in een hoog tempo. 30 jaar geleden zijn we gestart om elkaar te e-mailen, zo’n 15 jaar geleden kwam de eerste smartphone uit, enkele jaren later de iPad. Nu ontmoeten we elkaar via Linkedin, Instagram of een datingapp, laten we onze boodschappen bezorgen en houden we met de Fitbit precies bij hoe we er fysiek voorstaan. Voor een deel van de samenleving gaan deze ontwikkelingen veel te snel. Zij zijn niet opgegroeid met mobiele telefoon en computer of hebben om andere redenen moeite met digitaal. Zeven gemeenten in de Oosterschelderegio willen investeren in digitale oplossingen op het gebied van zorg en welzijn. Maar wel op zo’n manier, dat de groep mensen die digitaal minder vaardig is, er baat bij heeft. Juist om deze groep mensen digitaal mee te laten doen.
Thijs Terlouw is beleidsadviseur bij SWVO, een samenwerkingsverband van gemeenten in de Oosterschelderegio. Namens deze gemeenten beheert Thijs Terlouw contracten met zorg- en welzijnsorganisaties. Hij heeft het initiatief genomen om samen met een aantal gecontracteerde zorgorganisaties op zoek te gaan naar digitale oplossingen binnen de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
Terlouw ziet vanuit zijn positie de uitdagingen groeien: “De mensen en samenleving veranderen. Nog niet zo heel lang geleden was het normaal dat je op je 65e naar een verzorgingshuis ging. Inmiddels bestaan die niet meer. De bedoeling is – en vele mensen willen dat ook – dat mensen langer thuis blijven wonen. Het aantal mensen dat thuis woont en zorg nodig heeft groeit. Dat heeft ook een demografische reden. En het aantal jaren dat mensen in een verpleeghuis doorbrengt is teruggebracht. Dus de groep om wie het gaat groeit niet alleen, maar ook de complexiteit van de zorgvraag. Onze uitdaging is: hoe kunnen we onze inwoners die thuis wonen met zorgvraag ondersteunen?”
En ook in de zorg is de nood hoog. Voor veel organisaties is het niet makkelijk om voldoende gekwalificeerde medewerkers te vinden: “Huisartsen, specialisten, psychologen, psychiaters. Maar wij zien dat ook bij de hulp in de huishouding. Ook binnen de Wmo is op sommige momenten en sommige plaatsen tekort aan menskracht.”
Samenwerking met de zorg
Het inkopen van zorg betekent niet dat je als inkopende gemeente en zorginstelling tegenover elkaar staat, aldus Terlouw: “In onze regio hebben we gekozen voor het model van het bestuurlijk aanbesteden. Dat betekent dat je vanaf het begin met betrokken partijen aan tafel zit en samen de vraag stelt: ‘wat er nodig? Wie kan wat bieden? En onder welke voorwaarden doen we dat?’ Het is een ontwikkelmodel. Het biedt je de ruimte om je aan te passen aan wat de omgeving van je vraagt.”
Dit gesprek vindt plaats aan de zogenaamde fysieke overlegtafel. In dit periodieke overleg delen gemeenten en zorgaanbieders kennis over de ontwikkeling van vraag en aanbod. Ze zoeken samen naar manieren om het aanbod beter op de vraag te laten aansluiten. Maar de vraag ligt ook op tafel hoe inwoners ondersteund kunnen worden in hun zelfredzaamheid. “In de Wmo gaat het erom eerst te kijken wat iemand nog kan. Wat zijn de positieve zaken in zijn leven? Waar haalt hij kwaliteit van leven uit? Dat is een andere manier van kijken dan te beginnen met de vraag: wat mankeer je? Dit is een meer positieve benadering. Maar dat vraagt van zorgprofessionals een andere houding dan ze vaak gewend zijn.”
“Aan die overlegtafel komt ook naar voren dat wij als gemeente vaak een belangrijke rol kunnen spelen om dingen wat eenvoudiger te organiseren. Neem bijvoorbeeld de dagbesteding. Als je daar behoefte aan hebt, meld je je bij de gemeente. Dan volgt er een keukentafelgesprek en krijg je toegang tot dagbesteding. In dat proces zit veel administratie en overhead. Dat heeft een reden, maar je kunt je je ook afvragen of we dit niet op een simpeler manier kunnen doen. Daarom hebben we de indicatievrije dagbesteding ontwikkeld met Zorggroep Ter Weel en Gemeente Reimerswaal. In feite is dat een andere manier van bekostigen. Ter Weel krijgt een zak geld en de opdracht om binnen de kernen de dagbesteding zo te organiseren dat mensen zich welkom voelen en weten dat ze ernaar toe kunnen gaan.” Het lijkt een kleine verandering, maar het heeft op meer niveaus effect: “De mensen die naar de dagbesteding worden geen deelnemers meer genoemd, maar gasten. Het stigma van zorg verdwijnt. Nu de drempel lager is worden er leuke verbindingen en nieuwe contacten gelegd. Het resulteert in het organiseren van activiteiten en maaltijden. Dit levert een bijdrage in het bestrijden van eenzaamheid.”
Europese subsidie
De indicatievrije dagbesteding is een mooi voorbeeld van de manier waarop ook de gemeente een rol kan spelen in het bevorderen van innovatie: “Zorgorganisaties zijn de uitvoerders, maar wij zijn wel vormgever. Wij hebben een regierol. Wij formuleren de opdracht en zijn steeds meer bezig daar eisen aan te stellen, want de uitdagingen zijn groot.”
Het aantal mensen met een zorgvraag groeit, deze vraag naar zorg en ondersteuning wordt complexer, er zijn soms te weinig (zorg)professionals en zij moeten leren op nieuwe manieren te werken. Om innovatie een impuls te geven en ruimte te krijgen voor het proces van gezamenlijk zoeken, heeft Terlouw besloten om met SWVO deel te nemen aan het Europese programma EMPOWERCARE. Deelname hieraan geeft de ruimte om met binnen- en buitenlandse partners stappen te zetten op deze weg.
Partners uit vier landen, waaronder ook de Nederlandse Solidarity University, richten zich op genoemde knelpunten in het ondersteunen van langer zelfstandig thuiswonen. “EMPOWERCARE heeft drie pijlers: Ten eerste zelfredzaamheid van mensen en de mensen om hen heen. Dan de inzet van technologie. En in de derde plaats de vaardigheden van de professional. Deze drie hangen sterk met elkaar samen.”
Dichtbij mensen
Concreet betekent dit dat EMPOWERCARE dichtbij mensen begint, in de wijken en kernen. “We zijn nu bezig om op verschillende plaatsen die verbinding te maken. We creëren ruimte voor mensen om te participeren. We moeten verbindingen leggen en helpen aansluiting te vinden bij wat er al is. Van daaruit zullen pilot-projecten worden opgezet waarin technische oplossingen geïntroduceerd en getest worden met de inwoners.”
Dat zijn in het begin heel kleinschalige, maar concrete pilots. Het doel is dat deze een leereffect hebben voor de rest van de regio: “We zullen de tijd moeten nemen om wat we in deze pilots leren hoe we dat ook op en met andere partners vorm kunnen geven.”
Aan wat voor pilots moeten we dan denken? “Het gaat om projecten die we in samenwerking met onze partners in zorg en welzijn opzetten. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan een digitale voorziening om mensen een vorm van dagbesteding thuis aan te bieden. In zo’n pilot gaat het dan niet alleen om de functionaliteiten en het technische platform, maar bijvoorbeeld ook over de vaardigheden om met zo’n digitaal platform om te gaan. Zowel voor de cliënten als voor de medewerkers,’
“Daarnaast hoop ik dat EMPOWERCARE het een begin is van iets waarin we elkaar in Zeeland steeds beter weten te vinden. Er zijn steeds meer mensen actief op dit vlak, maar er gebeurt wel erg veel binnen organisaties. Iedereen is in zijn eigen domeintje bezig. We zouden meer gezamenlijk kunnen doen. Als EMPOWERCARE daar een bijdrage zou leveren, dan zou dat heel er mooi zijn.”